Dublin

De Dienst Vreemdelingenzaken onderzoekt welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

Het feit dat in België een verzoek om internationale bescherming wordt ingediend, betekent niet automatisch dat België het verzoek ook zal behandelen. De regels om te bepalen welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming werden vastgelegd in de zgn. Dublinverordening.

Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.

De wettekst werd door 31 landen bekrachtigd (België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Zweden, Zwitserland) en legt meerdere criteria vast die toelaten om de enige verantwoordelijk lidstaat aan te duiden.

De “Dublin”-procedure wordt doorlopen van zodra een onderdaan van een derde land een verzoek om internationale bescherming in een van de lidstaten indient. Het is de Dienst Vreemdelingenzaken die dit onderzoek in België uitvoert.

Het “Dublin”-onderzoek gebeurt op basis van de beschikbare informatie,  zoals identiteitsdocumenten, resultaten uit vingerafdrukkenonderzoek, informatie die de Belgische instanties verkrijgen van andere lidstaten, en de verklaringen van de verzoeker.

Wanneer België niet de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, wordt een beslissing tot weigering van verblijf met bevel het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater) genomen. In deze beslissing wordt de verantwoordelijke lidstaat vermeld, alsook de datum waarop de verantwoordelijke lidstaat het verzoek tot overname (impliciet) heeft aanvaard. Tegen deze beslissing kan een beroep tot schorsing en vernietiging ingediend worden bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV).

De verzoeker dient contact op te nemen met de DVZ om de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat te organiseren.

De verzoeker kan ook gedwongen naar de verantwoordelijke lidstaat worden overgebracht wanneer:

  • de DVZ van oordeel is dat er een risico bestaat dat de verzoeker geen gevolg zal geven aan de beslissing en zal onderduiken; en
  • geen andere, minder dwingende maatregelen kunnen worden toegepast.

In dat geval kan de verzoeker vastgehouden worden in een welbepaalde plaats (gesloten centrum), om de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat toch te kunnen laten plaatsvinden.

Wanneer de verzoeker niet wordt vastgehouden, moet de overdracht binnen de 6 maanden na de aanvaarding van het verzoek tot overname gerealiseerd worden. De termijn kan tot 12 maanden (bij vasthouding in de gevangenis) of tot 18 maanden (indien de betrokkene onderduikt) verlengd worden.

Indien België de verantwoordelijke lidstaat is voor een verzoek om internationale bescherming, dan wordt dit verzoek – na een bijkomend interview - overgedragen aan het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS).

Contact: asylum.dublin [at] ibz.fgov.be