[Artikel 40tbis en 47/2 van de wet van 15 december 1980, gewijzigd bij de wet van 10 maart 2024 - In werking getreden op 1 september 2024] Een burger van de Europese Unie (EU) of van één van de geassocieerde landen van de EU (IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland) kan zich, onder bepaalde voorwaarden, in België laten vergezellen of vervoegen door bepaalde familieleden. |
Familieleden
Als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd:
- de echtgenoot of de vreemdeling waarmee een geregistreerd partnerschap werd gesloten dat beschouwd wordt als zijnde gelijkwaardig met het huwelijk in België;
- de partner met wie de burger van de Unie overeenkomstig een wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten;
- de rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn alsmede die van de echtgenoot of partner, beneden de leeftijd van 21 jaar of die in het land van oorsprong dan wel herkomst te hunnen laste zijn;
- de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot of partner, die in het land van oorsprong dan wel herkomst te hunnen laste zijn;
- de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn in de eerste graad die het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring over een minderjarige burger van de Unie.
Opgelet: indien de burger van de Europese Unie een student is (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 3°, van de wet van 15 december 1980), kan hij zich enkel laten vervoegen door zijn echtgenoot of geregistreerde partner en door zijn kinderen of die van zijn echtgenoot of geregistreerde partner. Er wordt rekening gehouden met de situatie van de EU-burger op het moment van de indiening van het verzoek tot gezinshereniging.
De bepalingen betreffende de familieleden van een EU-burger zijn ook van toepassing op zijn andere familieleden die niet het voorwerp uitmaken van artikel 40bis, §2 van de wet van 15 december 1980. Het gaat om deze andere familieleden:
Voorwaarden voor een gezinsherenigingDe voorwaarden voor een gezinshereniging worden hieronder voor elk van de begunstigden uiteengezet. Verzoek tot gezinsherenigingDe (andere) familieleden van een EU-burger hebben eveneens een recht van binnenkomst, vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de EU-lidstaten. Een inreisvisum (visum C) is de enige verplichting die België kan opleggen aan een (ander) familielid dat vanwege zijn nationaliteit aan die verplichting onderworpen is voor een verblijf van minder dan 90 dagen. Als dat familielid meer dan 90 dagen in België wenst te verblijven om er als familie samen te leven met de begeleide of vervoegde EU-burger, moet hij een verzoek tot gezinshereniging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in België. Het familielid van een EU-burger dat niet onderworpen is aan de visumplicht voor een verblijf van minder dan 90 dagen, kan zijn verzoek tot gezinshereniging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in België als hij er als familie wenst samen te leven met de begeleide of vervoegde EU-burger. Lees hieronder meer over de visumaanvraag en de verblijfsaanvraag. |
De echtgenoot van een burger van de Europese Unie (EU) die een gezinshereniging aanvraagt, moet:
- zijn identiteit bewijzen (geldig of vervallen nationaal paspoort, geldig attest met foto dat is gelijkgesteld met een paspoort, nationale identiteitskaart, consulaire kaart met precieze identificatie, ...);
- bewijzen dat hij gehuwd is met de begeleide of vervoegde EU-burger of dat hij met de EU-burger een geregistreerd partnerschap heeft gesloten dat beschouwd wordt als zijnde gelijkwaardig met het huwelijk in België;
- bewijzen dat de EU-burger het recht heeft om meer dan 3 maanden in België te verblijven (bijlage 8ter/kaart E/EU-kaart/bijlage 19).
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden als student (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 3°, van de wet van 15 december 1980) moet haar/zijn echtgenoot eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel.Dit bewijs kan worden geleverd door middel van een verklaring op eer van de EU-burger of een gelijkwaardig bewijsmiddel van zijn of haar keuze.
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden omdat hij voor zichzelf over voldoende bestaansmiddelen en over een ziektekostenverzekering beschikt (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980), moet haar/zijn echtgenoot eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel.
De geregistreerde partner van een burger van de Europese Unie (EU) die een gezinshereniging aanvraagt, moet:
- zijn identiteit bewijzen (geldig of vervallen nationaal paspoort, geldig attest met foto dat is gelijkgesteld met een paspoort, nationale identiteitskaart, consulaire kaart met precieze identificatie, ...);
- bewijzen dat hij een wettelijk geregistreerd partnerschap heeft gesloten met de begeleide of vervoegde EU-burger (bv. een verklaring van wettelijke samenwoning in België);
Goed om te weten:
- De aanvrager en de vervoegde Belg mogen geen duurzame relatie hebben met een andere persoon.
- Het partnerschap geeft geen recht op gezinshereniging wanneer het wordt afgesloten tussen (i) bloedverwanten in opgaande en neergaande lijn en verwanten in dezelfde lijn , of (ii) in de zijlijn, tussen broers, tussen zussen, of tussen broers en zussen, of tussen oom en nicht of neef, of (iii) tussen tante en nicht of neef.
- De aanvrager en de vervoegde vreemdeling mogen niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een definitieve beslissing tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek.
- bewijzen dat de partners een duurzame en stabiele relatie hebben;
Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond:
- indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of een ander land te hebben samengewoond; ofwel indien
- de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; ofwel indien
- de partners een gemeenschappelijk kind hebben;
- bewijzen dat de partners ouder zijn dan 21 jaar, of ouder zijn dan 18 jaar als zij sedert minstens een jaar samenwoonden vóór de aankomst van de begeleide of vervoegde EU-burger in België.
- bewijzen dat de partners ongehuwd zijn;
- bewijzen dat de EU-burger het recht heeft om meer dan 3 maanden in België te verblijven (bijlage 8ter/kaart E/EU-kaart/bijlage 19).
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden als student (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 3°, van de wet van 15 december 1980) moet haar/zijn partner eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel. Dit bewijs kan worden geleverd door middel van een verklaring op eer van de EU-burger of een gelijkwaardig bewijsmiddel van zijn of haar keuze.
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden omdat hij voor zichzelf over voldoende bestaansmiddelen en over een ziektekostenverzekering beschikt (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980), moet haar/zijn partner eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel.
Een rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn van een burger van de Europese Unie (EU) en/of van diens echtgenoot of partner die een gezinshereniging aanvraagt, moet:
- zijn identiteit bewijzen (geldig of vervallen nationaal paspoort, geldig attest met foto dat is gelijkgesteld met een paspoort, nationale identiteitskaart, consulaire kaart met precieze identificatie, ...);
- bewijzen dat hij van de vervoegde of begeleide EU-burger en/of van diens echtgenoot of partner afstamt;
- jonger zijn dan 21 jaar, of bewijzen dat hij in het land van oorsprong dan wel herkomst ten laste is van de vervoegde of begeleide EU-burger en/of van diens echtgenoot of partner;
- bewijzen dat de vervoegde of begeleide EU-burger en/of diens echtgenoot of partner het recht van bewaring over hem uitoefent en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven;
- bewijzen dat de EU-burger het recht heeft om meer dan 3 maanden in België te verblijven (bijlage 8ter/kaart E/EU-kaart/bijlage 19).
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden als student (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 3°, van de wet van 15 december 1980) moet haar/zijn rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn of die van zijn echtgenoot of partner eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel. Dit bewijs kan worden geleverd door middel van een verklaring op eer van de EU-burger of een gelijkwaardig bewijsmiddel van zijn of haar keuze.
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden omdat hij voor zichzelf over voldoende bestaansmiddelen en over een ziektekostenverzekering beschikt (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980), moet haar/zijn rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn of die van zijn echtgenoot of partner eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel.
Voorwaarden die worden opgelegd aan een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn die ten laste is
Een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn van een burger van de Europese Unie (EU) en/of van diens echtgenoot of partner die een gezinshereniging aanvraagt, moet:
- zijn identiteit bewijzen (geldig of vervallen nationaal paspoort, geldig attest met foto dat is gelijkgesteld met een paspoort, nationale identiteitskaart, consulaire kaart met precieze identificatie, ...);
- bewijzen dat de vervoegde of begeleide EU-burger van hem of van diens echtgenoot of partner afstamt;
- bewijzen dat hij in het land van oorsprong dan wel herkomst ten laste is van de vervoegde of begeleide EU-burger en/of van diens echtgenoot of partner.
- bewijzen dat de EU-burger het recht heeft om meer dan 3 maanden in België te verblijven (bijlage 8ter/kaart E/EU-kaart/bijlage 19).
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden omdat hij voor zichzelf over voldoende bestaansmiddelen en over een ziektekostenverzekering beschikt (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980), moet zijn rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn of die van zijn echtgenoot of partner eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat zij/hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt op te voorkomen zij/hij tijdens zijn verblijf ten laste komen van het Belgische sociale zekerheidsstelsel.
Een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn in de eerste graad van een minderjarige burger van de Europese Unie (EU) die een gezinshereniging aanvraagt, moet:
- zijn identiteit bewijzen (geldig of vervallen nationaal paspoort, geldig attest met foto dat is gelijkgesteld met een paspoort, nationale identiteitskaart, consulaire kaart met precieze identificatie, ...);
- bewijzen dat de vervoegde of begeleide minderjarige EU-burger van hem afstamt;
- bewijzen dat hij het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent over de vervoegde of begeleide minderjarige EU-burger;
- bewijzen dat hij de daadwerkelijke zorg over de vervoegde of begeleide minderjarige EU-burger draagt;
Goed om te weten: volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie moet "daadwerkelijke zorg" worden begrepen als het op zich nemen van de dagdagelijkse zorg- en opvoedingstaken zonder dewelke de minderjarige burger van de Unie niet op het grondgebied van de gastlidstaat kan verblijven. Zorg- en opvoedingstaken met een marginaal karakter voldoen niet aan de door het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde voorwaarde van de daadwerkelijke zorg, aangezien kan worden aangenomen dat het recht van vrij verkeer en verblijf in hoofde van de minderjarige burger van de Unie niet zou worden belemmerd indien het verblijfsrecht wordt geweigerd aan de ouder die slechts op een minimale wijze zorg voor hem draagt. Om die reden wordt als voorwaarde gesteld dat de zorg vanwege de ouder daadwerkelijk van aard is. Het concept van daadwerkelijke zorg omvat, naast de dagdagelijkse zorg- en opvoedingstaken, tevens het aspect van materiële zorg en steun."
- bewijzen dat de EU-burger het recht heeft om meer dan 3 maanden in België te verblijven (bijlage 8ter/kaart E/EU-kaart/bijlage 19);
- bewijzen dat hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt om in zijn eigen behoeften en in die van de vervoegde of begeleide minderjarige EU-burger te voorzien, om niet ten laste te komen van het Belgische socialezekerheidsstelsel, behalve indien de minderjarige EU-burger reeds over een duurzaam verblijfsrecht beschikt ;
- bewijzen dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt die alle risico's in België voor zichzelf en voor de vervoegde of begeleide minderjarige EU-burger dekt.
Dit andere familielid van een burger van de Europese Unie (EU) moet:
|
Dit andere familielid van een burger van de Europese Unie (EU) moet:
- zijn identiteit bewijzen (geldig of vervallen nationaal paspoort, geldig attest met foto dat is gelijkgesteld met een paspoort, nationale identiteitskaart, consulaire kaart met precieze identificatie, ...);
- bewijzen dat de EU-burger het recht heeft om meer dan 3 maanden in België te verblijven (bijlage 8ter/kaart E/EU-kaart/bijlage 19).
- met elk passend middel bewijzen dat hij in het land van herkomst ten laste is van de begeleide of vervoegde EU-burger of dat hij in het land van herkomst deel uitmaakt van diens gezin.
Opgelet: indien de EU-burger gemachtigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden als student (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 3°, van de wet van 15 december 1980), of omdat hij voor zichzelf over voldoende bestaansmiddelen en over een ziektekostenverzekering beschikt (in de zin van artikel 40, §4, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980), moet zijn rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn of die van zijn echtgenoot of partner eveneens de volgende zaken voorleggen:
- het bewijs dat de EU-burger over voldoende bestaansmiddelen beschikt;
- het bewijs dat hij gedekt wordt door de ziektekostenverzekering afgesloten door de EU-burger.
Dit andere familielid van een burger van de Europese Unie (EU) moet:
|
[Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden] Richtlijn 2004/38/EGDe enige verplichting die België kan opleggen aan een niet-EU-vreemdeling die een (ander) familielid is van een EU-burger, is een inreisvisum (visum C), op voorwaarde dat dit familielid voor een kort verblijf in de Schengenruimte aan die verplichting is onderworpen. Een aanvraag voor een inreisvisum wordt overeenkomstig de bijzondere bepalingen vastgelegd door de richtlijn 2004/38/EG onderzocht, op voorwaarde dat de familieleden aantonen dat hun verplaatsing gedekt wordt door deze richtlijn. De bewijslast berust dus bij de familieleden. Het volstaat dus niet om de richtlijn 2004/38/EG in te roepen om automatisch zijn bijzondere bepalingen te genieten. Indien de verplaatsing van het familielid niet gedekt wordt door de richtlijn, wordt zijn visumaanvraag overeenkomstig de algemene bepalingen van de visumcode onderzocht. [Lees meer in Kort verblijf] Verplaatsingen die onder Richtlijn 2004/38/EG vallenDe richtlijn 2004/38/EG is van toepassing indien het antwoord op de volgende drie vragen positief is (JA). 1. Wordt de verplaatsing van de begeleide of vervoegde EU-burger gedekt door de richtlijn 2004/38/EG? In de volgende situaties is het antwoord JA:
2. Is de aanvrager een (ander) familielid van de begeleide of vervoegde EU-burger? De familieleden en de andere familieleden van een EU-burger die recht hebben op gezinshereniging worden hierboven beschreven. (cf. artikelen 40bis en 47/2 van de wet van 15 december 1980) 3. Begeleidt of vervoegt de aanvrager een EU-burger van wie de verplaatsing gedekt wordt door de richtlijn 2004/08/EG? Er moet een echt verband bestaan tussen de verplaatsing van het familielid van een EU-burger en de verplaatsing van die EU-burger. De richtlijn dekt de verplaatsing van een familielid dat alleen reist of geen EU-burger vervoegt niet. Bij de visumaanvraag te voegen bewijsstukkenAlgemeen gezien moet het familielid van een EU-burger (in de zin van artikel 40bis van de wet van 15 december 1980) wiens verplaatsing gedekt wordt door de richtlijn 2004/38/EG, de volgende zaken voorleggen:
Over het algemeen moet een ander familielid van een EU-burger (in de zin van artikel 47/2 van de wet van 15 december 1980), naargelang het geval, ook documenten voorleggen ter staving van:
De overheden die belast zijn met het onderzoek van de visumaanvraag kunnen eisen dat een bewijsstuk wordt vertaald, notarieel bekrachtigd of gelegaliseerd, wanneer het is opgesteld in een taal die ze niet begrijpen of wanneer ze twijfelen aan de echtheid van het document. Bijzondere bepalingenDe familieleden van een EU-burger van wie de verplaatsing gedekt wordt door de richtlijn 2004/38/EG genieten de volgende bijzondere bepalingen:
BeslissingHet familielid van een EU-burger wiens visumaanvraag aanvaard wordt, ontvangt een inreisvisum voor de Schengenruimte (visum type C) waarop de vermelding BNL 11 wordt aangebracht.
De Dienst Vreemdelingenzaken kan een visumaanvraag op basis van de richtlijn 2004/38/EG om de volgende redenen weigeren:
|
Een vreemdeling die meer dan 90 dagen in België wenst te verblijven om er als familie samen te leven met de EU-burger die hij begeleidt of bij wie hij zich voegt, moet een verzoek tot gezinshereniging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in België. Lees meer in "Verzoek ingediend in België". |