De gezinshereniger is onderdaan van een EU- of geassocieerd land

 

Deze pagina verschaft informatie over de voorwaarden die moeten worden vervuld en de documentatie die moet worden voorgelegd door een familielid van een onderdaan van een staat van de Europese Unie of een geassocieerde staat van de Europese Unie (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland). 

Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de familieleden van een Belg die zijn recht op vrij verkeer uitoefent of heeft uitgeoefend en die zelf geen onderdaan zijn van een EU-lidstaat of van een met de EU geassocieerd land.

De referentietekst is de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden.

 

Elke burger van de Europese Unie, hierna de EU-burger, heeft het recht om het grondgebied van een andere lidstaat van de EU dan die waarvan hij de nationaliteit heeft vrij binnen te komen en er gedurende drie maanden vrij op te verblijven.

Onder EU-burger verstaat men de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte (IJsland, Noorwegen, Liechtenstein) en de Zwitserse onderdanen.

De familieleden van een EU-burger hebben hetzelfde recht als de burger, ongeacht het feit of ze EU-burgers of onderdanen van een derde land zijn. 

Een inreisvisum voor de Schengenruimte is de enige verplichting die kan worden opgelegd aan de familieleden van een EU-burger die zelf geen EU-burgers zijn, en dit ongeacht de duur van het beoogde verblijf (meer of minder dan drie maanden).

Een aanvraag voor een inreisvisum wordt overeenkomstig de bijzondere bepalingen vastgelegd door de richtlijn 2004/38/EG onderzocht, op voorwaarde dat de familieleden van de EU-burger bewijzen dat hun verplaatsing gedekt wordt door deze richtlijn.

De visumaanvraag van de familieleden van de EU-burger van wie de verplaatsing niet gedekt wordt door de richtlijn wordt overeenkomstig de algemene bepalingen van de visumcode onderzocht.  [Lees meer in Kort verblijf]

De visumaanvraag van de familieleden van een Belg van wie de verplaatsing niet gedekt wordt door de richtlijn wordt overeenkomstig de algemene bepalingen van de visumcode onderzocht, indien de duur van het verblijf korter is dan 90 dagen (visum C), en overeenkomstig artikel 40ter van de wet van 15 december 1980, indien de duur van het verblijf langer is dan 90 dagen (visum D).  [Lees meer in Gezinshereniging] 

Bewijslast

De familieleden van een EU-burger die zelf geen EU-burgers zijn, moeten, met documenten, aantonen dat hun verplaatsing gedekt wordt door de richtlijn 2004/38/EG, om de bijzondere bepalingen van deze richtlijn te genieten. 

De bewijslast berust dus bij de familieleden die de aanvraag indienen. Het volstaat dus niet om de richtlijn 2004/38/EG in te roepen om automatisch zijn bijzondere bepalingen te genieten.

 
Verplaatsingen die onder Richtlijn 2004/38/EG vallen

De richtlijn 2004/38/EG is van toepassing indien het antwoord op de volgende drie vragen positief is (3 X JA).

Eerste vraag: Wordt de EU-burger zelf door de richtlijn 2004/38/EG gedekt?

In de volgende situaties is het antwoord JA:

  1. De EU-burger begeeft zich naar een andere EU-staat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft (= uitoefening van het recht op vrij verkeer)

Voorbeeld: een Fransman die in Tunis woont, begeeft zich naar België om een conferentie bij te wonen.  Zijn Tunesische echtgenote begeleidt hem. Een inreisvisum volstaat.

Voorbeeld: een Duitser die in Beiroet woont, begeeft zich in het kader van een arbeidsovereenkomst die 12 maanden geldig is naar België. Zijn Libanese echtgenote begeleidt hem.  Het onderwerp van de aanvraag is een gezinshereniging, maar een inreisvisum volstaat. De verblijfsaanvraag moet in België worden ingediend. [Lees meer in Gezinshereniging] 

  1. De EU-burger verblijft reeds in een andere EU-staat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft (= uitoefening van het recht op vrij verkeer)

Voorbeeld: een Italiaan die in het kader van een arbeidsovereenkomst toegelaten is tot een verblijf van meer dan drie maanden in België wordt door zijn Egyptische echtgenote vervoegd. Het onderwerp van de aanvraag is een gezinshereniging, maar een inreisvisum volstaat. De verblijfsaanvraag moet in België worden ingediend. [Lees meer in Gezinshereniging]

  1. De EU-burger keert terug naar de EU-lidstaat waarvan hij de nationaliteit heeft, na een legaal verblijf van minstens drie maanden in een andere staat van de Unie. In dit geval diende het gezinslid dat een inreisvisum aanvraagt echter deel uit te maken van zijn gezinscel in de ontvangende lidstaat, om begunstigde van de richtlijn te zijn.

Voorbeeld: een Belg die in het kader van een arbeidsovereenkomst tot een verblijf van meer dan drie maanden in Portugal gemachtigd is, keert terug naar België. Zijn Algerijnse echtgenote, die legaal in Portugal verbleef, begeleidt hem.  Het onderwerp van de aanvraag is een gezinshereniging, maar een inreisvisum volstaat. De verblijfsaanvraag moet in België worden ingediend. [Lees meer in Gezinshereniging] 

Tweede vraag: Is de aanvrager een familielid van een EU-burger in de zin van de artikelen 40bis, §2 of 47/1 van de wet van 15/12/1980 ?

In de volgende situaties is het antwoord JA: 

  1. De familieleden van een EU-burger in de zin van artikel 40bis, § 2 van de wet zijn:
  • zijn echtgenoot, die hem begeleidt of zich bij hem voegt;
  • de vreemdeling waarmee een geregistreerd partnerschap is afgesloten dat als gelijkwaardig met een huwelijk in België wordt beschouwd, of een wettelijk geregistreerd partnerschap, die hem begeleidt of zich bij hem voegt;
  • zijn bloedverwanten in neergaande lijn, alsook die van zijn echtgenoot of partner, beneden de leeftijd van 21 jaar of die te hunnen laste zijn, hen begeleiden of zich bij hen voegen, mits de EU-burger, zijn echtgenoot of zijn partner over het recht van bewaring beschikt en, bij gedeelde bewaring, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven;
  • zijn bloedverwanten in opgaande lijn, alsook die van zijn echtgenoot of partner, die ten laste zijn en die hem begeleiden of zich bij hem voegen;
  • zijn vader en moeder, op voorwaarde dat de EU-burger minderjarig is, te hunnen laste en zij daadwerkelijk over het recht van bewaring  beschikken.

NB: indien de EU-burger een student is, zijn de familieleden in de zin van de wet: zijn echtgenoot of zijn partner, zijn kinderen alsook die van zijn echtgenoot of partner, op voorwaarde dat zij te zijnen laste zijn.

  1. De andere familieleden van een EU-burger in de zin van artikel 47/1 van de wet zijn:
  • de familieleden die niet onder art. 40bis, §2, van de wet vallen en die in het land van herkomst ten laste zijn van de burger van de Unie of deel uitmaken van zijn gezin;
  • de partner met wie de EU-burger hij een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft en die niet onder art. 40bis, §2, 2° van de wet valt, dit wil zeggen de feitelijke partner van een EU-burger.
  • de familieleden die niet onder art. 40bis, §2, van de wet vallen en die wegens ernstige gezondheidsproblemen een persoonlijke verzorging door de EU-burger strikt behoeven.
  • het kind jonger dan 18 jaar, dat ten laste wordt genomen in het kader van een
Derde vraag: Begeleidt of vervoegt de aanvrager een EU-burger die zich begeeft naar een andere EU-lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft of al in die lidstaat verblijft?

Het antwoord is JA indien er een echt verband is tussen de verplaatsing van het familielid van een EU-burger en de verplaatsing van deze EU-burger.

De richtlijn dekt de verplaatsing van een familielid dat alleen reist of geen EU-burger vervoegt niet. 

Voorbeeld: de Tunesische echtgenote van een Fransman die in Tunesië verblijft, begeeft zich alleen naar Brussel om haar familie te bezoeken. Aangezien er geen enkel verband is tussen haar verplaatsing en de verplaatsingen van een EU-burger is ze geen begunstigde van de richtlijn. Haar visumaanvraag wordt dus overeenkomstig de algemene bepalingen van de visumcode onderzocht. [Lees meer in Kort verblijf]

 

Algemeen gezien moet het familielid van een EU-burger wiens verblijf gedekt wordt door de richtlijn 2004/38/EG de volgende zaken voorleggen:

  • een geldig paspoort;
  • het bewijs van zijn bloed- of aanverwantschapsband met een EU-burger;
  • het bewijs dat de EU-burger zich begeeft  naar een andere EU-lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft of al in die lidstaat verblijft;
  • het bewijs dat hij deze EU-burger begeleidt of zich bij hem voegt.

Indien de aanvrager een familielid in de zin van artikel 47/1 van de wet van 15/12/1980 is, moet hij, naargelang het geval, de volgende zaken voorleggen:

  • documenten opgesteld door de bevoegde overheden van het land van oorsprong of van herkomst of, indien die ontbreken, elk passend bewijsmiddel waaruit blijkt dat hij ten laste is van de EU-burger in het land waar hij verblijft en dat deze afhankelijkheid op het moment van de visumaanvraag nog steeds bestaat;
  • documenten opgesteld door de bevoegde overheden van het land van oorsprong of van herkomst of, indien die ontbreken, elk passend bewijsmiddel waaruit blijkt dat hij ten laste is van de EU-burger in het land waar hij verblijft en dat hij op het moment van de visumaanvraag deel uitmaakt van zijn gezin;
  • het bewijs van het duurzaam karakter van een relatie met de EU-burger;
  • het vonnis dat het ouderlijk gezag aan de EU-burger toekent, evenals a) het bewijs dat de EU-burger een adres in België heeft en het bewijs dat de rechter die melding heeft gemaakt van de kafala vooraf contact heeft opgenomen met de Federale Centrale Autoriteit (FCA), overeenkomstig artikel 33 van het Verdrag van Den Haag (kafala waarvan akte werd genomen in een land dat het Verdrag van Den Haag ondertekend heeft), of b) een maximum aan informatie over de opvangvoorzieningen voor het kind (kafala waarvan akte werd genomen in een land dat het Verdrag van Den Haag niet ondertekend heeft).

De overheden die belast zijn met het onderzoek van de visumaanvraag kunnen specifieke bewijsstukken eisen (bv. de letterlijke kopie van een akte van de burgerlijke stand om de huwelijks- of verwantschapsband vast te stellen).

Ze kunnen eveneens eisen dat een bewijsstuk wordt vertaald, notarieel bekrachtigd of gelegaliseerd, wanneer het is opgesteld in een taal die ze niet begrijpen of wanneer ze twijfelen aan de echtheid van het document.

 

De familieleden van een EU-burger van wie de verplaatsing gedekt wordt door de richtlijn 2004/38/EG genieten de volgende bijzondere bepalingen:

Rechtstreekse toegang tot de ambassade of het consulaat van België

Geen verplichting om de visumaanvraag in te dienen bij de externe dienstverlener (VFS Global of TLS Contact) waarmee de ambassade of het consulaat van België in het land van verblijf samenwerkt.

Mogelijkheid om de visumaanvraag rechtstreeks bij de ambassade of het consulaat in te dienen. [Lees de praktische informatie op de site van de ambassade of het consulaat]

NB: de visumaanvragen die in het kader van de richtlijn 2004/38/EG worden ingediend worden gedekt door de verschillende vertegenwoordigingsovereenkomsten die door België met een andere Schengenstaat ondertekend werden. Indien België in het land van verblijf door een andere Schengenstaat vertegenwoordigd wordt, moeten de familieleden zich tot deze andere Schengenstaat richten. 

Visumaanvraagformulier

Geen verplichting om de rubrieken 21, 22, 30, 31 en 32 van het visumaanvraagformulier in te vullen.

Visumleges

Vrijstelling van de visumleges voor de familieleden in de zin van artikel 40bis, § 2 van de wet van 15/12/1980.

De familieleden in de zin van artikel 47/1 van de wet van 15/12/1980 moeten de visumleges daarentegen wel betalen, tenzij ze overeenkomstig artikel 16 van de visumcode vrijgesteld zijn.

Versnelde procedure

Het onderzoek van de visumaanvraag moet in de mate van het mogelijke binnen de vijftien dagen, vanaf het ogenblik waarop de aanvrager bewijst dat de richtlijn op hem van toepassing was, afgerond worden..

Deze termijn is echter langer indien de visumaanvraag voor beslissing aan de Dienst Vreemdelingenzaken wordt overgemaakt (12 à 22 weken, vanaf de datum van indiening).

Het familielid van een EU-burger wiens visumaanvraag aanvaard wordt, ontvangt een inreisvisum voor de Schengenruimte (visum type C) waarop de vermelding BNL 11 wordt aangebracht.

OPGELET: De afgifte van een inreisvisum in het kader van de richtlijn 2004/38/EG geldt niet als afgifte van een verblijfskaart. Bijgevolg moet het familielid dat meer dan 90 dagen in België wenst te verblijven een verblijfsaanvraag indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in België en bewijzen dat hij aan de voorwaarden voor een gezinshereniging voldoet. [Lees meer in Gezinshereniging]

De Dienst Vreemdelingenzaken kan een visumaanvraag op basis van de richtlijn 2004/38/EG om de volgende redenen weigeren:

  • De aanvrager is er op basis van zijn visumaanvraag en de voorgelegde bewijsstukken niet in geslaagd te bewijzen dat zijn verplaatsing gedekt wordt door de richtlijn. Met andere woorden: de Dienst Vreemdelingenzaken was van mening dat het antwoord op minstens een van de drie hierboven gestelde vragen negatief was (NEEN);
  • De Dienst Vreemdelingenzaken toont aan dat de aanvrager een reële, actuele en voldoende ernstige bedreiging is voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;
  • De Dienst Vreemdelingenzaken toont aan dat er sprake is van misbruik of fraude.